"We moeten toe naar een landschapsinclusieve landbouw, waarin boeren een eerlijk inkomen ontvangen voor het produceren van gezond voedsel en een aantrekkelijk, toegankelijk, biodivers landschap en waarbij het zorgen voor schoon water, schone lucht en een vitale bodem vanzelfsprekend is," zegt Berno Strootman, Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving.
Het College van Rijksadviseurs is een onafhankelijk adviescollege dat het kabinet gevraagd en ongevraagd adviseert over ruimtelijke kwaliteit. Het College maakt zelf geen ontwerpen of plannen, maar faciliteert de ruimtelijke planvorming.
Precies met dat doel voor ogen, lanceerde het College eind 2018 Panorama Nederland, waarin voor het eerst sprake was van deze New Deal. Volgens het College moet het kabinet aan het agrarisch gebruik van Nederland "heldere, ambitieuze en realistische doelen stellen op het vlak van klimaat, biodiversiteit, bodem, water en landschap." Want boeren willen graag meewerken aan de transitie van de landbouw, maar dan moet de overheid wel helder en 'koersvast' zijn over wat zij wil. Dat geeft handelingsperspectief en stimuleert innovatie, denkt Strootman.
Het College voerde de afgelopen jaren 3 regionale pilots uit, in 3 'landschapstypen': het veen van de Krimpenerwaard, de klei van De Marne en de zandgrond van Salland. Het ging er om uit te vinden hoe de New Deal er concreet uit zou kunnen zien, hoe de landbouw in 2050 landschapsinclusief zou kunnen zijn en hoe boeren daarin een goede boterham kunnen verdienen. In elke pilot werkte een team van het College van Rijkadviseurs, het Louis Bolkinstituut, het Kenniscentrum Landschap van de Rijksuniversiteit Groningen en een bureau voor landschapsarchitectuur, samen met lokale en regionale stakeholders, boeren, agrarische collectieven, organisaties voor landschap en natuur, waterschappen, gemeenten en provincies.
Uiteindelijk is in elke pilot een 'perspectief' tot stand gekomen "waarin een duurzaam, levensvatbaar landbouwsysteem in een aantrekkelijk en biodivers landschap wordt geschetst", inclusief nieuwe verdienmodellen en wat daarvoor nodig is. De 3 pilots samen vormen de basis van het advies, dat met het volledige dossier op www.collegevanrijksadviseurs.nl/rijkboerenland te vinden is.
Berno Strootman: "Het is hoog tijd om de landbouw landschapsinclusief te maken. De pilots geven een beeld van de manier waarop dat zou kunnen. Daarvoor zijn heldere doelen en kaders onmisbaar, en de overheid moet boeren helpen om de omslag te maken. Als samenleving vragen we veel van boeren, we moeten dan ook de daad bij het woord voegen en de gewenste veranderingen mogelijk maken, via nieuwe verdienmodellen en de juiste ondersteuning. De boer speelt een belangrijke rol in de transitie, de grootste transitie is voor de maatschappij.”
Hoe het eerlijke inkomen voor de boer precies gerealiseerd moeten worden, blijft onduidelijk. Consumenten moeten meer voor Nederlands landschapsproduct gaan betalen via de winkelier, maar waarom de - voornamelijk buitenlandse - klant of de winkelier voor een duurder Nederlands product zal kiezen, is een vraag die onbeantwoord blijft. Als consumenten geen geld over hebben voor landschap via de prijs van hun voedsel, heeft dat belangrijke consequenties voor de haalbaarheid van de visie.
De overheid heeft in essentie vier opties om met die mogelijkheid om te gaan. Constateren dat consumenten andere keuzen maken dan de gewenste en overgaan tot de orde van de dag. Constateren dat consumenten andere keuzen maken dan zij gewenst vindt en hen verplichten die toch af te nemen door ander aanbod te verbieden; aangetekend moet worden dat ze die macht niet heeft voor de buitenlandse consumenten van Nederlandse land- en tuinbouwproducten (70-98% van het totale huidige volume). Besluiten dat landbouw in Nederland economisch weinig toekomst heeft en moet worden afgebouwd. Besluiten dat we in Nederland landbouw willen die het land er mooi uit laat zien en een aantal wezenlijke taken vervult op het gebied van water- en bodembeheer en daarom door middel van, eventueel Europees geheven, belastingen en het verstrekken van landschapssubsidies in stand moet worden gehouden.
Die vraag vormt vermoedelijk hét onderliggende thema van de komende verkiezingen. Het kabinet Rutte III ervoer in zijn laatste jaar dat zowel het energie- en klimaatakkoord als de stikstofaffaire ruimtelijke onderwerpen zijn, die het niet tot een goed einde heeft kunnen brengen. De klimaat- en energieakkoorden werden opgeblazen toen de Kamer biomassa afschoot als duurzame energiebron
Minister Ollongren van Binnenlandse Zaken kondigde recent aan dat de landelijke overheid zich weer gaat bemoeien met de ruimtelijke inrichting van Nederland. Vanuit de gedachte dat Nederland 'af' was, delegeerde Den Haag die taak in 2001 als een detailonderwerp aan provincies en gemeenten. Omdat Nederland ruimte te kort komt voor nieuwe woningen, windmolens, zonneweides, waterbekkens en verduurzaming van de landbouw. Als alle groeiplannen - waaronder de bouw van een miljoen woningen - worden gerealiseerd zoals ze nu op tafel liggen, moet ons land volgens planologen met 10 procent groeien. Dat gaat echter niet, want de tijd van de aanleg van Flevoland in het IJsselmeer ligt achter ons. Daarom moet Nederland kiezen: welke activiteiten laten we groeien en welke laten we krimpen? Het wordt óf/óf in plaats van én/én.
Dat vergt een integrale blik op de vraag in welk land we willen wonen, werken en ontspannen. Die vraag wil Ollongren beantwoorden met een overkoepelende Nationale Omgevingsvisie waar de provincies en gemeenten zich moeten houden.
Tot de tijd van de aanleg van Flevoland en de planning van de grote vinex-wijken was dat normaal. Ons land draait nog steeds op projecten die voor 2000 bedacht zijn. Denk bijvoorbeeld aan Leidsche Rijn bij Utrecht waar nog steeds gebouwd wordt. Volgens minister Ollongren is de ruimtelijke ordening "na de grote structuurvisies eind vorige eeuw iets te veel gedecentraliseerd. Er is nu weer behoefte aan sturing vanuit Den Haag."
Vanuit de provincies klinkt kritiek, noteert de NOS. De provincie Utrecht werkt aan een eigen omgevingsvisie voor na 2030. Gedeputeerde Huib van Essen zegt daarover: "Dat doen wij samen met het Rijk, die steun hebben we keihard nodig bij de bouw van nieuwe woningen. Maar een minister die vanaf een bureau in Den Haag op een kaart locaties gaat aanwijzen, dat gaat de woningbouw vertragen. Dat is niet ingebed in lokale afwegingen."
Planologen denken dat juist meer landelijke regie nodig is. Co Verdaas, die een blauwe maandag staatssecretaris van Landbouw was en nu werkt als hoogleraar gebiedsontwikkeling aan de TU Delft Co, zegt: "Gemeenten en provincies hebben een te beperkte blik, we moeten ook rekening houden met bijvoorbeeld de markt en het bedrijfsleven. Daarom is er voor langjarige projecten meer sturing nodig. Dat wil niet zeggen dat de overheid de besluitvorming moet overnemen, maar die moet wel keuzes kunnen maken als de provincie er niet uitkomt en plannen daardoor stagneren."
Verdaas pleit in het kabinet dat in maart 2021 gekozen zal worden voor een coördinerende minister van Ruimtelijke Ordening. De Tweede Kamer lijkt die rol ook te zien en nam begin maart twee moties van PvdA en CDA aan. Beide partijen dringen aan op de terugkeer van het ministerie van Volkshuisvesting.
Ruimtelijke ordening, boeren, bouwen en keuzen maken, lijken hard op weg om het thema voor de Nederlandse Tweede Kamer verkiezingen van 2021 te worden. De oude en als enige goed in de provincies verankerde boerenkoepel LTO Nederland lanceerde afgelopen weekend zijn alternatieve Troonrede, die tevens alvast een boodschap voor de komende verkiezingen inhoudt: boeren maken het landschap, laat hen niet vallen en help hen in Nederland het land te kunnen blijven onderhouden.
In een serie interviews gehouden door de daarvoor ingehuurde journalist Roelof Hemmen, probeert LTO bovendien te duiden waar het boerenvraagstuk voor Nederland zit: wil je boeren volgens maatschappelijke eisen, dan moet je daar ruimte voor laten.
Die boodschap staat op gespannen voet met de ambitie van Nederland om woningen, wegen, vliegvelden te bouwen en zelf energie op te wekken. Daar komt nog eens bij dat Nederland zijn biodiversiteit wil verhogen en daarom meer natuur en minder boerenproductie eist van de boer (stikstof uit mest favoriseert woekergroei van slechts enkele soorten in de omliggende natuur). Tevens wil Nederland zijn bodemdaling stoppen om de oxidatie van veen (als maatregel tegen de uitstoot van broeikasgassen in de vorm van het krachtige gas methaan) tegen te gaan en een beter waterbeheer (tegen verdroging van de natuur en verzakking van de bebouwde omgeving) mogelijk te maken.
Dat laatste zal extra boerenland kosten en zonder subsidies resulteren in moeilijk rendabel te exploiteren graslanden. Er zullen inderdaad keuzen gemaakt moeten worden en nooit zal iedereen het ermee eens zijn, omdat er altijd grote partijen door benadeeld zullen worden.